Petra's homepage

 

Experiences of a Dutch Journalist

 

 

 

 

McLeod Ganj (Dharamsala, Noord-India), 16 augustus 2008

Met dat harde werken valt het wel mee

Lieve allemaal,

Het is vandaag zaterdag, mijn vrije dag. Ik had graag wat willen wandelen in de bergen maar in plaats daarvan breng ik de dag door in een internetcafé. Want net als alle andere dagen dat ik hier ben regent het nogal veel… Het zijn niet eens meer buien te noemen; het regent uren achter elkaar en dan ook nog heel hevig. Ik had een klein parapluutje meegenomen, maar dat was niet voldoende. Meteen de eerste dag een grote en stevige paraplu gekocht. Die heb je hier al voor 3,75 euro. Dat is nog best duur eigenlijk, voor Indiase begrippen.

Mijn kamer ligt een beetje in het zuiden van het dorpje McLeod Ganj (de verblijfplaats van de Dalai Lama en de Tibetaanse gemeenschap in ballingschap), wat weer op 12 uur rijden met de bus ligt vanaf Delhi. Het dorpje bestaat uit twee lange straten, die allebei uitkomen bij de tempel van de Dalai Lama. De tempel is een eenvoudig gebouw dat toegankelijk is voor iedereen; je moet alleen even de inhoud van je tas laten zien bij de ingang. De hele dag vind je daar monniken die aan het bidden of mediteren zijn. Iedere avond gaat er een kaarslichtmars van het centrale plein naar de tempel. De monniken verzamelen zich dan in de tempel en roepen mantra’s. De Dalai Lama is er momenteel niet; hij zit in Frankrijk en komt pas aan het einde van de maand terug. Een paar dagen later gaat hij alweer weg. Ik heb een interview aangevraagd met hem, maar acht de kans klein dat het gaat lukken hem te spreken te krijgen.

De kamer die ik heb heeft een keihard bed, keukentje zonder gasstel en een statoilet. Er is ook een boiler, maar daar komt alleen een drupje warm water uit na 20 minuten opwarmen. De eigenaresse heeft me al vijf keer gevraagd om de boiler toch vooral na gebruik uit te schakelen. De stroomrekening is in het verleden nogal eens hoog opgelopen omdat mensen die mij voorgingen alles aan lieten staan. Ze vertelt me ook dat het bijzonder is dat er stromend water is; lang niet iedereen heeft dat in het dorp; dat hangt af van de willekeur van Indiase bezitters van de leidingen. De eigenaresse is in de zeventig en komt nogal paranoia over. Ze heeft nogal wat meegemaakt. Ze is uit Tibet komen lopen met haar familie slechts twee weken nadat de Dalai Lama daar in 1959 vertrok. Ze komt uit een koninklijke familie en haar vader was een rijke landeigenaar. Haar man is door zijn arm geschoten toen ze vluchtten. Ze moesten ‘s nachts lopen, want overdag moesten ze zich niet alleen verbergen voor de Chinezen, maar ook voor rovers. In India hebben zij en haar familie eerst jarenlang constructiewerk gedaan, net als vele andere Tibetanen. Ze leeft nu van de verhuur van vier kamers. Ze wilde graag dat ik alles vooruit betaalde. “Dat vraag ik niet omdat ik uit ben op geld, want ik weet dat geluk niet in geld zit, maar ik vraag dat omdat de ervaring heeft geleerd dat het nodig is dat ik mensen vooruit laat betalen.” Het gaat trouwens om een schijntje: 2,25 euro per dag.

McLeod Ganj bestond in de jaren ’60 uit maar twee huizen. De uit Tibet gevluchte mensen zochten een plek om te wonen. Het klimaat in Dehli was niet echt geschikt voor ze; velen overleden omdat ze niet aan de hitte en het eten konden wennen. Toen heeft de Indiase regering ermee ingestemde dat ze zich vestigden in dit dorpje in Noord-India bij de Himalaya, wat op 2000 meter hoogte ligt. ‘s Winters vriest het hier een graad of vijf en de zomers zijn koel vanwege de twee maanden durende Monsoon, het regenseizoen. Tijdens die periode (juli en augustus) is het zo’n twintig graden hier. Ieder jaar komen er een paar duizend Tibetanen over de bergen naar India, maar dat is dit jaar gestopt na de protesten in Tibet in maart. Sindsdien zit de grens tussen Tibet en China potdicht.

Het dorpje sterft van de toeristen, maar er zijn bijna geen Nederlanders, vooral veel Israëliërs. De winkels worden gerund door Tibetanen en/of Indiërs. Ik had gehoopt hier een serene rust te vinden; dat leek me de Tibetaanse manier van leven. Maar er rijden tientallen Indiase taxichauffeurs door de straten die toeteren als het nodig is en onnodig is. Verder word je gek van het hondengeblaf ‘s ochtends en ‘s avonds. En dan heb je nog het hulpje van de eigenaresse van het appartement die ‘s ochtends om 8 uur de boel begint aan te vegen terwijl ze de meest populaire Tibetaase mantra (om mani padme hum) eindeloos herhaalt. Nee, rust is hier ver te zoeken…

Het plaatsje McLeod Ganj is vooral populair bij toeristen omdat er ontzettend veel te doen is. Je kunt er meerdaagse cursussen volgen in massage, Indiaas koken, Tibetaans koken, Reiki, meditatie, Boeddhisme enz. En het kost allemaal heel weinig. Zo heb ik me aangemeld voor een driedaagse cursus Indiaas koken voor 700 roepies, dik 10 euro. Daarvoor krijg je les en drie dagen heerlijk Indiaas eten. En van het ondergaan van een massage word je ook niet arm van: 7,50 euro voor 90 minuten. Net als de rest van India is dit plaatsje daardoor een paradijs voor rugzaktoeristen. De meeste mensen die je tegenkomt blijven langere tijd. Een maand is kort; velen blijven drie maanden, een half jaar of zelfs meerdere jaren. Ze sparen wat geld in Europa en blijven dan net zo lang in India tot het op is. Hier werken heeft niet veel zin; daarmee verdien je bijna niets.

Veel van de toeristen die hier komen doen vrijwilligerswerk. Vooral lesgeven in Engels is populair. Iedere werkdag is er een open conversatieles waar veel monniken naar toekomen om hun Engels te oefenen. Daar ontmoette ik een van de weinige Nederlandse toeristen; de 20-jarige studente geneeskunde Pauline. Ze komt uit een diplomatennest en heeft haar hele leven in het buitenland gewoond. Haar Engels is beter dan haar Nederlands. Naast conversatieles helpt ze iedere ochtend bij een crèche die is opgezet door een Tibetaan en een Koreaan; een particulier initiatief. Tibetanen kunnen hun kinderen daar gratis naar toe brengen, zodat ze zelf kunnen werken. Dat leek me toch wel bij te dragen aan de kwaliteit van leven van de Tibetanen, m.a.w. een geschikt onderwerp voor het nieuwe programma van de Avro op de radio. Tussen de joelende kindertjes heb ik haar geïnterviewd.

Nederlandse toeristen zijn er bijna niet, maar er woont wel een aantal Nederlanders hier. Een van hen is Gezelle, een dochter van een moslim vader en christelijke moeder, die zelf de voorkeur gaf aan het Boeddhisme. Ze was getrouwd met een Nederlander en is hier 16 jaar geleden naar toe gekomen. Ze kregen drie kinderen. Inmiddels is ze gescheiden en heeft ze nog twee Nepalese kinderen in haar huis opgenomen. Ze geeft les aan Indiase vrouwen en besteedt verder haar meeste tijd aan het opvoeden van haar kinderen; bijvoorbeeld het bijspijkeren van kennis die ze op school niet leren, zoals geografie. Boeiende vrouw die ik later nog ga interviewen voor de radio over dyslexie. Een van haar kinderen is dyslectisch en dat wordt in India niet erkend. Ze voert nu een strijd voor de erkenning van dyslexie hier.

Armoede is hier overal. Aan de kant van de weg zitten oude bedelaars. En er is een groep vrouwen met kinderen uit Centraal India die op een heel agressieve manier bedelen. Ze trekken aan je arm en zeggen: “No money, milk powder.” Dan lokken ze je mee naar een winkel om melkpoeder te kopen. Of het een blik en een navulling kan zijn. Dacht het niet. Maar ook de navulling kost 3 euro, veel voor Indiase begrippen. Maar omdat de winkel geen kleinere verpakking heeft koop je het toch maar. Vervolgens gaan ze terug naar de winkel en ruilen het pak weer om voor geld. Dat is snel rijk worden, want de meeste bedelaars geef je maar 10 roepies (15 eurocent). Ik weet niet zo goed hoe ik hiermee om moet gaan, of ze de melkpoeder nu omruilen of niet. Vergeleken met hen ben ik heel erg rijk, dus ik vind dat ik wel wat moet geven. Maar je kunt wel bezig blijven. Ik geef nu af en toe iets bij wijze van compromis met mezelf.

Inmiddels ben ik begonnen met vrijwilligerswerk. Het gaat allemaal wel heel rustig aan. Op de dag van aankomst even met de coördinator vrijwilligerswerk gesproken en afgesproken dat ik de volgende dag een rondleiding zou krijgen. We hadden afgesproken om 10 uur ‘s ochtends. Hij kwam er om 10.15 aan, liet me zijn kantoor binnen, vroeg me te gaan zitten en ging eerst rustig zijn kantoor aanvegen en bureau opruimen. Nee, hard werken kennen ze hier niet. Ik geef me daar maar gewoon aan over. Tenslotte heb ik ook vakantie.

Mijn werk bestaat uit schrijven voor het gratis blaadje Contact Magazine, een zwart-witte publicatie over wat er hier in de buurt gebeurt. De man erachter is een heel relaxte figuur, Lobsang genaamd (een heel gangbare Tibetaanse naam). Hij kan zelf niet in het Engels schrijven, maar kent wel iedereen en heeft ook wel ideeën over wat er in het blad moet komen te staan. Hij werkt al tien jaar aan het blad en het blijkt moeilijk om de financiën te vinden om het draaiende te houden. Een paar keer is de uitgave al gestopt, maar dankzij zijn inspanningen wordt het toch steeds weer opnieuw uitgebracht. Het klikt gelukkig goed. Op het moment wordt het kantoortje van het blad verbouwd, dus we werken bij hem thuis. Nou ja, werken. De eerste dag dat ik bij hem kwam viel de stroom uit na een kwartier. De tweede dag was de internetverbinding zo traag dat we ook niets konden doen. Als ik wat research wil doen kan ik dus beter in een internetcafé gaan zitten waar ze een wat betrouwbaarder verbinding hebben.

Gisteren mijn eerste interview gehad met een activist. Hij heeft meerdere keren geprotesteerd voor de Chinese ambassade in Delhi en heeft daarvoor al drie keer in de gevangenis gezeten. Hij vindt dat de Tibetaanse jeugd wel roept dat ze voor de Tibetaanse zaak staan, maar vindt dat ze te weinig strijdbaar zijn. Hij begon de kwestie pas te begrijpen toen hij ging praten met politieke vluchtelingen die zijn gemarteld. Door hun verhalen kon hij het leed van de oudere generatie pas echt begrijpen. Hij is zelf in India geboren. De oudere Tibetanen zijn veelal komen lopen over de bergen van Tibet naar India. Hemelsbreed een afstand van 200 kilometer, maar over de hoogste passen ter wereld. De activist vindt dat de jongeren beter hun best zouden moeten doen om Tibetaans te leren en de Boeddhistische leer te bestuderen. Vele jongeren dragen geen Tibetaanse kleding meer en koken ook niet Tibetaans. De cultuur mengt zich met de Indiase en internationale gemeenschap. Hij is van mening dat de Chinezen wachten tot de Dalai Lama overlijdt om de overheersing van Tibet compleet te maken. De Chinezen hebben immers ook hun kans gegrepen toen de Dalai Lama de leider werd; hij was toen 14 jaar en had niet de ervaring om met China om te onderhandelen over de toekomst van Tibet. China is toen Tibet binnengevallen. De activist verwacht dat het geweld na het overlijden van de Dalai Lama zal toenemen. Het geweld zou volgens hem al eerder kunnen toenemen als de internationale gemeenschap niets doet. Hijzelf is tegen geweld, net als het gros van de Tibetanen. Manieren om actie te voeren zijn volgens hem protesteren bij gebouwen en hongerstakingen. Aan het einde van de maand is er een wereldwijde hongerstaking om aandacht te vragen voor de Tibetaanse kwestie.

Naast het werk voor Contact Magazine geef ik Engelse les bij een klooster. Gisteren ben ik er voor het eerst geweest. Er waren vier monniken aanwezig van de acht. Ze wonen eigenlijk in een ander klooster, maar zijn nu voor een jaar in McLeod Ganj. Een van hen spreekt goed Engels, een een beetje en twee helemaal niet. Ze willen graag dat ik ouderwets met een schoolbord les ga geven. Lastig met die niveauverschillen. Ook al leren ze maar een woordje van me, dan nog vind ik dat bevredigend werk. Het is ook een manier om de Tibetaanse cultuur van binnenuit te leren kennen. Want tijdens de uren durende lessen vertel ik niet alleen over Europa; zij vertellen ook over Tibet.

Tot de volgende keer.

Liefs, Petra

 

Check out the following link for pictures of Dharamsala:

Here you can read articles about the Tibetan community in exile in Dharamsala: